Financiële positie
Inleiding
In dit hoofdstuk staan we uitgebreid stil bij onze financiële positie. Dat doen we aan de hand van de volgende onderwerpen:
- Samenvatting en conclusies;
- De huidige financiële positie;
- Onze reservepositie.
1. Samenvatting en conclusies
De financiële positie staat fors onder druk. Vooral de meerjarenbegroting, gekoppeld aan alle ambities staat onder druk. In het onderstaande overzicht zien we met name in 2025 een fors nadeel. Structureel lijkt er nog ruimte te zitten. Maar gezien de ontwikkelingen op het gebied van onder andere de stijgende rente, jeugd en te financieren ambities verwachten we nog forse kostenstijgingen. Gelukkig blijkt ook uit diverse benchmarks dat onze reservepositie/ solvabiliteit en onze netto schuldquote goed is. Dit betekent dat we tijd hebben en niet overhaast hoeven te reageren, maar dat we voor de langere termijn wel aan de slag moeten om structureel financieel in balans te komen.
Het huidige financiële beeld, als startsaldo van de kadernota, is als volgt:
Bedragen * € 1.000
- is voordeel, + is nadeel
Omschrijving | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 |
---|---|---|---|---|---|
Financiële ruimte | -134 | 6.210 | 2.037 | 1.058 | -1.078 |
Dit betekent dat we starten met een tekort van € 6 miljoen in 2025, en een structurele ruimte van € 1 miljoen. Dit op basis van de huidige programmabegroting, inclusief de eerste financiële tussenrapportage 2024 en de meicirculaire 2024. Via deze Kadernota zal het tekort dus flink oplopen.
De incidentele begrotingsruimte wordt vooral bepaald door de ruimte binnen de algemene reserve en de ruimte binnen reserves van het grondbedrijf. Er is geen ruimte in de algemene reserve.
Het saldo van de algemene bedrijfsreserve (ABR) is nihil. Dit betekent dat de komende jaren geen afromingen meer kunnen plaatsvinden omdat de reserve eerst teruggebracht moet worden naar minimaal niveau. Binnen de reserve binnenstedelijke transformatie is komende jaren circa € 20 miljoen beschikbaar.
2. Huidige financiële positie
Het financieel beeld wordt bepaald door:
- De meerjarenraming van de programmabegroting 2024-2027;
- 3O-ontwikkelingen vanuit de eerste financiële tussenrapportage over 2024 (met focus op doorwerking vanuit de jaarrekening);
- De uitkomsten van de meicirculaire 2024.
Daarnaast komen daar later nog bij de 3O-ontwikkelingen die pas bij het maken van de programmabegroting 2025-2028 bekend zijn. Ook voegen we bij de programmabegroting de uitkomsten van de septembercirculaire 2024 toe.
In de volgende tabel hebben we de uitkomsten samengevat.
Bedragen x € 1.000
- is voordeel, + is nadeel
|
---|
Toelichting op de tabel:
1. Programmabegroting 2024-2027
Bij de begrotingsbehandeling in november 2023 is de meerjarenraming vastgesteld. Deze programmabegroting sloot op de volgende saldo:
+ is nadeel: hogere uitgaven/lagere inkomsten
- is voordeel: lagere uitgaven/hogere inkomsten
Omschrijving | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 |
---|---|---|---|---|---|
Saldo programmabegroting | -38 | -247 | 4.039 | 3.081 | 3.003 |
Opgenomen risicoposten | 0 | 300 | 1.950 | 2.910 | 2.910 |
Saldo exclusief risicoposten | -38 | -547 | 2.089 | 171 | 93 |
Inclusief risicoposten was er sprake van een meerjarig tekort van tussen € 3 tot € 4 miljoen. Exclusief deze risicoposten (deze zijn nu geactualiseerd en opgenomen in hoofdstuk "op weg naar de begroting") waren de tekorten afgerond € 0,1 miljoen in de laatste jaren.
2. Eerste financiële tussenrapportage 2024
Per saldo geven de uitkomsten van deze financiële tussenrapportage het volgende resultaat:
+ is nadeel: hogere uitgaven/lagere inkomsten
- is voordeel: lagere uitgaven/hogere inkomsten
Omschrijving | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 |
---|---|---|---|---|---|
Tekort Jeugdzorg | 2.867 | 2.867 | 2.867 | 2.867 | 2.867 |
Overig | -101 | 219 | 266 | 92 | 92 |
Saldo 1 e financiële rapportage 2024 | 2.766 | 3.086 | 3.133 | 2.959 | 2.959 |
Per saldo leidt de eerste rapportage tot een structureel nadeel van € 2,9 miljoen. Dit wordt veroorzaakt door stijgende kosten van jeugdzorg. De kosten aan jeugdzorg stijgen structureel. Voor de Zorg in Natura/ZIN-uitgaven gaan we nu uit van een tekort van € 2,9 miljoen. Dat is gebaseerd op de jaarrekeningcijfers van 2023. We zien dat er meer jongeren zijn die jeugdhulp nodig hebben en dat de gemiddelde trajectduur langer geworden is. We sluiten een verdere kostenstijging niet uit. We volgen de ontwikkeling van de kosten dit jaar en komen daar zo nodig in de programmabegroting op terug.
3. Meicirculaire 2024
Samengevat is de uitkomst van de meicirculaire als volgt:
+ is nadeel: hogere uitgaven/lagere inkomsten
- is voordeel: lagere uitgaven/hogere inkomsten
bedragen x € 1.000
2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | |
Meircirculaire 2024 | -248.060 | -256.259 | -242.020 | -243.430 | -244.736 |
Septembercirculaire 2023 | -241.216 | -243.660 | -225.494 | -227.985 | -227.542 |
Totale stijging | -6.844 | -12.599 | -16.526 | -15.445 | -17.194 |
Af te zonderen posten | 3.982 | 16.270 | 13.341 | 13.373 | 13.065 |
Netto voordeel | -2.862 | 3.671 | -3.185 | -2.072 | -4.130 |
Conclusie:
De algemene uitkering stijgt in alle jaren. Wanneer we hiervan de noodzakelijke afzonderingen afhalen zijn in principe ook alle jaren positief met uitzondering van het jaar 2025. Het structurele voordeel is ongeveer € 4 miljoen positief.
Belangrijkste punten uit de circulaire zijn direct afkomstig uit de voorjaarsnota van het Rijk:
- De oploop van de opschalingskorting van € 675 miljoen wordt structureel geschrapt. Dit bedrag betekent een jaarlijks voordeel van circa € 3,6 miljoen vanaf 2026.
- Invoering van de nieuwe financieringssystematiek per 2024.
- Hervormingsagenda Jeugd: extra taakstelling voor 2025 komt te vervallen. Dit gaat om een bedrag van € 2,9 miljoen voor onze gemeente. Dit heeft echter géén begrotingseffect omdat we binnen de kosten voor Jeugdzorg al rekening hielden met deze lagere kosten. Dit wordt voor 2025 nu ook teruggedraaid. In het nieuwe coalitieakkoord is aangekondigd dat deze structureel komt te vervallen, maar dit is nog niet verwerkt in de circulaire.
- Vooraankondiging aparte financiering en indexatie Wmo voor stijgende zorgkosten. Financieel effect hiervan is nog niet verwerkt in de circulaire.
- Een plan om te komen tot een opschoonactie voor specifieke uitkeringen.
Het kabinet vraagt hiervoor helaas wel een prijs. In 2025 wordt het gemeentefonds eenmalig € 675 miljoen lager vastgesteld. Dit verklaart dan ook het nadelige saldo voor 2025. Voor een uitgebreide analyse verwijzen we naar bijlage.
3. Reservepositie
De incidentele begrotingsruimte wordt vooral bepaald door de ruimte binnen de algemene reserve en de ruimte binnen reserves van het grondbedrijf.
Algemene reserve
De omvang van de algemene vrije reserve is per 1 januari 2024 afgerond € 42,3 miljoen (inclusief saldobestemming jaarrekening 2023). Van dit bedrag is per saldo circa € 19 miljoen bestemd voor concrete projecten, waarover reeds besloten is. De minimale norm van deze reserve is 10% van de algemene uitkering. Op basis van de meicirculaire 2024 is voor de langere termijn afgerond € 24,7 miljoen. Dit betekent er in principe geen vrije ruimte binnen de algemene reserve is.
Voor de ontwikkeling van de algemene reserve verwijzen we naar bijlage 2.
Reserves grondbedrijf
De volgende “belangrijke” reserves zijn beschikbaar:
Bedragen x € 1.000
Omschrijving | 31 december 2023 |
---|---|
Algemene bedrijfsreserve | 0 |
Reserve strategische aankopen | 5.686 |
Reserve binnenstedelijke transformaties | 10.000 |
Algemene Bedrijfsreserve grondbedrijf
Het saldo van de algemene bedrijfsreserve (ABR) is nihil. De minimale omvang van deze reserve op basis van risico-inschattingen bedraagt € 4,4 miljoen en zal door nieuwe plannen de komende jaren verder stijgen. Dit betekent dat de huidige hoogte van de ABR lager is dan deze minimale omvang. Dit betekent dat er de komende jaren er geen sprake meer kan zijn van afromingen. Daarbij wordt het belangrijk om de ABR weer aan te gaan vullen tot dit minimale niveau.
Reserve binnenstedelijke transformatie
Het saldo van deze reserve bedraagt per 1-1-2024 € 10 miljoen. In de jaren 2024 en 2025 wordt hieraan nog € 5 miljoen per jaar toegevoegd. Hierna bedraagt het totale saldo van deze reserve € 20 miljoen.
De binnenstedelijke transformaties gaan gepaard met hoge investeringskosten en lange doorlooptijden. Een deel van de kosten is op termijn door de ontwikkeling terug te verdienen en een deel is onrendabel. Bij het terug verdienen wordt o.a. naar de mogelijkheden van meer woningbouw, kostenverhaal, samenwerking met private partijen gekeken. Om de onrendabele toppen af te dekken is deze reserve noodzakelijk. Voor het afdekken van deze onrendabele toppen worden ook mogelijkheden onderzocht om bijdragen/fondsen van o.a. provincie, Rijksoverheid en Europa te ontvangen. Bij deze verzoeken is in beginsel een gemeentelijke bijdrage (cofinanciering) nodig om de onrendabele top mee af te dekken.
Overige reserves
We hebben ook diverse bestemmingsreserves waar in principe nog bestedingsmogelijkheden zijn.
De volgende groepen van bestemmingsreserves zijn beschikbaar:
Bestemmingsreserves | Saldo 1-1-2024 |
---|---|
Bedrijfsvoering | 7.969 |
Economie | 8.408 |
Egalisatie/ risicoreserve | 8.561 |
Klimaat en Energie | 2.011 |
Maatschappelijke voorzieningen | 7.385 |
Openbare ruimte | 14.928 |
Sociaal | 49.280 |
Stadscentrum | 11.611 |
Wonen & Mobiliteit | 37.971 |
Eindtotaal | 148.125 |
In de bijlage 2 hebben we een overzicht van de grootste bestemmingsreserves opgenomen. Deze reserves geven een beeld van de incidentele investeringsruimte in de komende jaren.